Van bank naar bank

Burgemeester in ’t Veldpark

Nederlands English
In dit park, genoemd naar Joris in ’t Veld die voor en na de Tweede Wereldoorlog burgemeester van Zaandam was, is een stukje slagenlandschap gereconstrueerd.
In de IJzertijd, vanaf ongeveer 700 voor Christus, was het gebied rond de Zaan al bewoond. Op de zandige gronden langs de zoutwaterkreken, veilig boven de hoogste waterstanden, stonden verspreide boerderijen. Na de Romeinse tijd (die in de Zaanstreek maar zo’n kwart eeuw geduurd heeft) werd het gebied weer verlaten, omdat de monding van het Oer-IJ (de noordelijke arm van de Rijn) bij Castricum was dichtgeslibt, waardoor het gebied snel te nat werd.

Hoogstwaarschijnlijk kwamen er vervolgens een paar eeuwen lang alleen zomers mensen in het veenmoeras, om er te jagen en te vissen, of misschien hun vee te weiden op de hogere plaatsen.

De eerste permanente bewoners van de Zaanstreek trokken na het jaar 900 uit de omliggende hogere gebieden het gebied in, vanwege bevolkingsdruk of verstuiving van de uitgeputte zandgronden. Het veen werd juist in deze periode weer droger doordat het IJ een nieuwe afwatering had gevonden via de latere Zuiderzee naar het noorden.

Op enige tientallen meters uit de drassige oever van de veenstroom werd een daaraan evenwijdige sloot gegraven, de verkavelingsbasis. Van daaruit gingen lange sloten recht het veen in. Aan het eind van die sloten kwam een nieuwe sloot, haaks erop, om het ontgonnen land te behouden voor overstroming van bovenuit het veenpakket.

Zo ontstond een rechthoekig stuk land, omstreeks dertig ‘roeden’ breed (115 meter) en zes ‘voorling’ lang (1250 meter), dat een ‘slag’ wordt genoemd. Op een geschikt, hoger deel werd binnen de sloten een boerderij gebouwd en akkerbouw bedreven. De nattere lage delen waren in gebruik als weidegrond.
Zo’n ‘slag’ was precies groot genoeg om één boerengezin te onderhouden, waarbij zo’n gezin vaak uit meerdere generaties bestond.

Door de ontwatering klonk het veen echter in, waardoor het al vaak in één generatie toch weer te nat werd. De boer (of zijn nageslacht) maakte dan een nieuwe ‘slag’, verder het veengebied in. In die tweede verkavelingsfase kwamen de boerderijen op één lijn aan de bovengrens te liggen. Zo ontstonden de veendorpen die we nu nog kennen, lange linten in een vlak veenweidegebied.

Dit kleine hoekje van het In ’t Veldpark geeft een beeld van die middeleeuwse ontginning. De boederijen, het harde werk en de natte voeten moet u er zelf bij bedenken.