Rond 1300 werd er een gotische kerk met toren gebouwd op deze plek, gewijd aan Sint Joris. Deze werd in 1573 door de Spanjaarden verwoest, alleen de toren bleef behouden, en er kwam een klein kerkje voor terug. Het huidige kerkgebouw werd in 1741 ingewijd.
Tegen het midden van de negentiende eeuw was de Middeleeuwse toren ernstig verzwakt en de fundering was aangetast door de verlaging van het polderpeil. Er kwam een schutting omheen om voorbijgangers te beschermen tegen vallende brokstukken. Iedereen wist dat de toren hoognodig moest worden gerestaureerd. Maar noch de gemeente, noch het kerkbestuur wilde voor de hoge kosten opdraaien en dus bleef verdere actie uit – met rampzalige gevolgen.
Op 1 januari, nieuwjaarsdag 1843 om half zes in de morgen viel de toren tijdens een zware storm. Het huisje van de tuindersfamilie Henneman werd verpletterd. Vader, moeder, vijf kinderen en een inwonende knecht verloren het leven. De laatste slachtoffers lagen wel tot vier meter in de grond en de laatsten werden pas op 29 januari gevonden. Ook het nabijstaande weeshuis (nu een restaurant op de Zaanse Schans) liep zware schade op. De ruïne trok veel belangstellenden. Er is sprake van 20.000 ramptoeristen. Het nabijgelegen horecabedrijf zal er wel bij gevaren hebben. De ramp raakte bekend als de Torenval van Westzaan en de herinnering eraan leeft nog steeds onder de inwoners van het dorp.
In 1866 werd, na een actie onder de burgerij, een orgel aangeboden. De bouwer was Flaes en Brünjer te Amsterdam. De kerk werd in 1967 tot 1970 geheel gerestaureerd onder leiding van architect Schipper te Zaandam. Hierbij verdwenen onder meer de kerkbanken, om meer ruim te te creëren voor eigentijds gebruik. Er kwam ook een nieuwe vergaderruimte bij.